5.1 Definities en terminologie
De zes typen instellingen
Er zijn van zes typen instellingen objecten en tekstdragers en teksten bewaard. Binnen elk van deze typen instellingen bestaat een grote variatie, zowel qua ontstaansgeschiedenis, als qua doel en organisatie. De definities die hier worden gegeven moeten daarom worden opgevat als globale omschrijvingen. Voor meer details, zie 5.5 voor specialistische literatuur en websites.
Chapel: Een kapel is een ruimte waarin een altaar is geplaatst, hetzij als onderdeel van of aanbouw aan een parochiekerk, kloosterkerk of kasteel, hetzij in de vorm van een zelfstandig gebouw. De liturgische vieringen in een kapel werden verzorgd door een of meer geestelijken (kapelaans of vicarissen), die daarvoor al dan niet werden betaald uit een gereserveerd vermogen, een vicarie of kapelanie. Op een altaar konden ook meerdere vicarieën zijn gevestigd. Als stichters van kapellen en vicarieën konden optreden: een al dan niet adellijke familie, een broederschap, het stadsbestuur, buurtgenoten, belanghebbenden bij een bedevaartsoord, enzovoort. De functie van kapellen varieerde dan ook sterk. Voor buurtgenoten die ver van hun parochiekerk woonden, kon de zelfstandige kapel functies van de parochie gaan vervullen indien de eraan verbonden geestelijkheid hiervoor de rechten had verkregen, zie MeMO institution ID 48.
Chapter: Een kapittel is een instelling die is gesticht om de leden, de kanunniken of kapittelheren, in staat te stellen het dagelijkse koorgebed te verzorgen. Dit koorgebed bestond uit het reciteren of zingen van de getijden. Dit zijn liturgische vieringen van gebed en zang op vaste uren van de dag. Er zijn twee typen kapittels te onderscheiden:
- het kathedrale kapittel. Dit kapittel was verbonden aan een kathedraal oftewel bisschopskerk. In het bisdom Utrecht gaat het dus om de Domkerk oftewel de St. Maartenskerk in Utrecht.
- het collegiale kapittel. Een collegiaal kapittel kon verbonden zijn aan een zelfstandige kerk (een kapittelkerk), maar het kon ook zijn ondergebracht in een parochiekerk (zie bijvoorbeeld afb. 1 en de St. Marie in Utrecht: MeMO institution ID 127).
NB parochiekerken met kapittels zijn opgenomen onder Chapter en niet onder parochie.
Confraternity/guild: Een broederschap of gilde is een vereniging gesticht ter vermeerdering van de godsvrucht en ter bevordering van het zielenheil van de levende en gestorven broeders en zusters. Enkele voorbeelden van doelen van broederschappen: het bevorderen van de gedachtenis van een geloofswaarheid (zoals Sacramentsbroederschappen), de verering van Maria of een heilige, en het propageren van een speciale devotie (zoals het rozenkransgebed).
Broederschappen waren meestal gevestigd in het gebouw van een andere instelling, zoals een parochiekerk of een klooster en onderhielden een eigen frequente of minder frequente altaardienst. Sommige hadden daartoe de beschikking over een eigen kapel en/of altaar, andere niet. Voor de liturgische diensten kon een broederschap een vicarie stichten, waaraan een eigen kapelaan verbonden was, maar verplicht was dat niet. Een broederschap kon ook vakgenoten verenigen en diende dan tegelijkertijd als ambachtsgilde (afb. 2 en 3).
Hospital (orphanage, etc.): Gast- en weeshuizen zijn instellingen ten behoeve van personen die speciale verzorging nodig hadden zoals bejaarden, zieken en wezen. Het kon gaan om zelfstandige instellingen of om instellingen die bijvoorbeeld verbonden waren aan een klooster. Deze instellingen bedienden aanvankelijk vaak meerdere categorieën behoeftigen. In de loop van de tijd ging instellingen zich specialiseren, waardoor er bijvoorbeeld weeshuizen ontstonden. Ook werden steeds vaker nieuwe gasthuizen gesticht ten behoeve van een speciale groep, zie MeMO institution ID 317 en ID 705.
Monastery: De term monastery is in de MeMO-database gebruikt als verzamelnaam voor allerlei instellingen van personen die hun leven aan God wijdden. In de afzonderlijke beschrijvingen van de ‘monastic institutions’ worden de volgende termen gebruikt:
- Abbey (abdij): een instelling met een abt of abdis aan het hoofd, zie MeMO institution ID 82 en afb. 5a en 5b.
- Monastery: een klooster van de oudere orden (Benedictijnen, Cisterciënzers, Premonstratenzers) dat niet de status van abdij bezat, zie MeMO institution ID 414.
- Commandery (commanderij): een lokale vestiging van een geestelijke ridderorde (‘knightly order’). De twee belangrijkste geestelijke ridderorden in Nederland waren de Ridderlijke Orde van Sint Jan van Jeruzalem, nu Johannieters genoemd (Knights Hospitallers) en de Duitse Orde (Teutonic Order / Order of the Brothers of the German House of St Mary in Jerusalem), zie afb. 5c.
- House (huis): een religieuze gemeenschap van broeders en zusters des gemenen levens die zonder kerkelijk erkende regel leefden, zie MeMO institution ID 381.
- Beguinage: een gemeenschap van begijnen, hetzij in de vorm van een begijnhof (court beguinage), hetzij als begijnhuis, zie MeMO institution ID 366.
- Convent: alle overige kloosterlijke instellingen, inclusief die van de bedelorden.
Parish: De term parochie staat voor een kerkelijk (geografisch) gebied waarbinnen een pastoor, eventueel met assistentie van andere geestelijken, de zielzorg had over de inwoners, de parochianen. Het centrum van de parochie was de parochiekerk, waar de liturgische vieringen plaatsvonden en waaraan het begraafrecht was toegekend. Begraven werd in de kerk of op het kerkhof. In een stad konden een of meer parochies gevestigd zijn. NB parochiekerken met kapittels zijn onder Chapter opgenomen en niet onder parochie.
Taken in de dodengedachtenis van deze instellingen
De overgrote meerderheid van de genoemde instellingen had een functie in de gedachtenis van de doden, zowel ten behoeve van de eigen leden, maar ook van anderen. Kloosters en gasthuizen hadden in veel gevallen de beschikking over een eigen kapel en begraafplaats waar ze hun eigen ingezetenen en doden van buitenaf mochten begraven en gedenken (mits ze daartoe toestemming hadden van de kerkelijke overheid). Broederschappen beschikten vaak over een eigen grafkelder of een aantal grafplaatsen in de kerk waar ze waren gevestigd.
Definities betreffende beschrijvingen van de instellingen
De in MeMO opgenomen typen instellingen kennen binnen elk type een grote variatie met daarbij ook nog verschillende termen voor dezelfde variant. Ook zijn er allerlei varianten in de namen van functionarissen binnen elk type instelling. In de onderstaande tabel zijn alleen de in de MeMO-database voorkomende aanduidingen opgenomen. Voor meer omvattende overzichten zie 5.5 Literatuur en websites.
Term | Uitleg |
Abbey (abdij) | Klooster met abt of abdis aan het hoofd |
Abbot/abbess (abt/abdis) | Hoofd van een mannenklooster/vrouwenklooster, met name van de oudere orden, dat de hoogste mate van zelfstandigheid geniet (afb. 5a en 5b) |
Advowson (patronaat) | Zie Collatierecht |
Archbishopric (aartsbisdom) | 1. Kerkprovincie, omvangrijkste geleding van de Latijnse kerk, aan het hoofd waarvan een aartsbisschop staat. De kerkprovincie is verdeeld in bisdommen 2. Bisdom, rechtstreeks bestuurd door een aartsbisschop |
Bailiff (balijer) | Hoofd van een balije. Synoniem: landcommandeur |
Bailiwick (balije) | Regionale hoofdvestiging van een geestelijke ridderorde |
Beghards/beguines (begarden/begijnen) | Mannen/vrouwen die zich aaneensluiten om een religieus leven te leiden zonder kloostergeloften af te leggen en met behoud van het recht op privébezit |
Bishop (bisschop) | Bestuurder van een bisdom, bekleed met de wijdingsmacht (de bevoegdheid om priesters, kerken en altaren te wijden) en met de ordinarismacht (rechtspraak en bestuur) in zijn bisdom |
Bishopric (bisdom) | Onderdeel van een aartsbisdom, bestuurd door een bisschop. Synoniem: Diocees |
Brothers/sisters of the Common Life (broeders/zusters des gemenen levens) | Geestelijken en mannelijke leken/vrouwelijke leken die zich geïnspireerd door de Moderne Devotie aaneensluiten om een religieus leven te leiden in gemeenschappelijkheid van bezit maar zonder kloostergeloften af te leggen |
Canon Regular / Canonesses Regulater (regulieren / reguliere kanunniken en kanunnikessen) | Kloosterlingen van een orde die de regel van Augustinus volgt |
Chantry (vicarie) | Een stichting bestaand uit een gereserveerd vermogen met bijbehorend bestuursreglement, met als doel het onderhoud van een priester ten behoeve van een altaardienst. Synoniem: kapelanie. |
Chantry priest (vicaris) | Priester die de altaardienst verzorgt waarin bij stichting van een vicarie is voorzien |
Chapel (kapel) | Ruimte, hetzij als onderdeel van of aanbouw aan een kerk, hetzij als zelfstandig gebouw, waarin een altaar is geplaatst |
Chapter (kapittel) | 1. Instelling gesticht om de leden, de kanunniken of kapittelheren, in staat te stellen het dagelijkse koorgebed te verzorgen. Het kapittel kan gevestigd zijn in een eigen kerk of in een parochiekerk 2. Bovenlokaal verband van kloosters die dezelfde regel en gewoonten onderhouden en onderling toezien op de naleving daarvan |
Chapter of Sion (kapittel van Sion) | Bovenlokaal kloosterverband van enkele observante kloosters van reguliere kanunniken en kanunnikessen in het gewest Holland |
Chapter of Utrecht (kapittel van Utrecht) | Bovenlokaal verband van de conventen van tertianen en tertiarissen in het bisdom Utrecht, gesticht 1399-1401 |
Chapter of Venlo (kapittel van Venlo) | Bovenlokaal kloosterverband van observante kloosters van reguliere kanunnikessen, hoofdzakelijk in het bisdom Luik |
Chapter of Windesheim (kapittel van Windesheim) | Bovenlokaal kloosterverband van observante kloosters van reguliere kanunniken en kanunnikessen, gesticht in 1395 |
Clausura (clausuur) | Afsluiting van de buitenwereld van bepaalde gedeelten van een klooster, waarbinnen slotzusters zich permanent dienen op te houden en waartoe buitenstaanders geen toegang hebben |
Collegiate church (collegiale kerk) | Kerk waaraan een kapittel verbonden is |
Commander (commandeur) | Overste van een commanderij (afb. 5c) |
Commandery (commanderij) | Zelfstandige vestiging van een van de geestelijke ridderorden |
Confraternity (broederschap) | Vereniging van geestelijken en/of leken ter bevordering van de godsvrucht en tot onderhoud van een altaardienst. Vaak ook gilde genoemd |
Convent (convent) | Religieuze gemeenschap, niet zijnde een abdij, klooster, commanderij of huis |
Curate (pastoor) | De geestelijke aan wie de zielzorg in een parochie is toevertrouwd |
Dean (deken) | 1. In een kapittel: priester-kanunnik die, onder gezag van de proost, belast is met de dagelijkse gang van zaken 2. Hoofd van een dekenaat, belast met toezicht en rechtspraak, en vaak zelf pastoor in een van de tot het dekenaat behorende parochies |
Deanery (dekenaat) | District (onderafdeling van een bisdom) waaronder een aantal parochies valt |
Devout women (devote vrouwen) | In de eerste fase van de Moderne Devotie: vrouwen die samen een godgewijd leven leiden maar nog niet in gemeenschappelijkheid van bezit leven |
Dioces (diocees) | Zie Bisdom |
Divine Office (Getijden) | Het officiële (koor)gebed van de kerk, dat zeven maal per dag plaatsvindt en dat zich richt naar de vereisten van het kerkelijk jaar |
Double monastery (dubbelklooster) | Klooster dat – op hetzelfde terrein maar in gescheiden ruimten – zowel een mannen- als een vrouwengemeenschap herbergt, waarbij het totaal onder de leiding staat van de overste van het mannenklooster, meestal een abt |
Guild (gilde) | Zie Broederschap |
Hospital (gasthuis) | Stichting ten behoeve van het doen van werken van barmhartigheid ten gunste van een of meer categorieën van behoeftige personen |
House (huis) | Religieuze gemeenschap van broeders of zusters des gemenen levens |
Indulgence (aflaat) | Oorspronkelijk: gehele of gedeeltelijke kwijtschelding van kerkelijke boetedoening opgelegd bij de biecht. In de loop van de tijd ook: verkorting van het verblijf van de zielen in het vagevuur |
Jus patronatus (collatierecht) | Het recht om de bekleder van een kerkelijk ambt in het genot te stellen van de inkomsten uit dat ambt en hem ter benoeming (institutie) voor te dragen aan het kerkelijk gezag. Synoniem: collatie |
Kapelanie | Zie Vicarie |
Koorgebed | Zie Divine Office |
Land commander (landcommandeur) | Zie balijer |
Military order (geestelijke ridderorde) | Orde ontstaan tijdens de kruistochten en bestaande uit ridders (die strijd leveren), priesters en broeders, die alle de drie kloostergeloften afleggen |
Modern Devotion (Moderne Devotie) | Godsdienstig reveil onder geestelijken en leken vanaf het eind van de veertiende eeuw en uitgaande van de noordelijke Nederlanden |
Monastery (klooster) | Vestiging van personen die zich van de wereld afscheiden om een godgewijd leven te leiden en die de drie geloften van armoede, gehoorzaamheid en kuisheid afleggen |
Monastic rule (kloosterregel) | Kerkelijk erkende regel volgens welke monniken en nonnen hun leven inrichten. De belangrijkste regels in laatmiddeleeuws West-Europa zijn die van Benedictus, van Augustinus en de eerste en tweede regel van Franciscus |
Monk (monnik) | Aanduiding voor een mannelijke kloosterling die de drie kloostergeloften (armoede, gehoorzaamheid en kuisheid) heeft afgelegd. Reguliere kanunniken en leden van een geestelijke ridderorde worden niet als monnik aangeduid. |
Nun (non) | Vrouwelijke religieuze die de drie kloostergeloften (armoede, gehoorzaamheid en kuisheid) heeft afgelegd |
Observance (observantie) | Hernieuwde strenge naleving van een kloosterregel |
Orphanage (weeshuis) | Zie Gasthuis |
Parish (parochie) | Basiseenheid van kerkelijke organisatie ten behoeve van de zielzorg: de plaats waar de gelovige de sacramenten ontvangt |
Pilgrimage (pelgrimage) | Reis ondernomen met een religieuze doelstelling, in het bijzonder het bezoeken van een plaats met een bijzondere cultus |
Prior (prior) | 1. In oudere orden: onderoverste van de kloostergemeenschap, terwijl het oppergezag wordt uitgeoefend door een abt. 2. In de jongere orden: kloosteroverste. |
Priorin (prioress) | Overste van een vrouwenklooster, hetzij zelfstandig, hetzij onder oppergezag van een vader-abt |
Provost (proost) | 1. Overste van een seculier kapittel. 2. In sommige oudere orden overste van een kloostervestiging die afhankelijk is van een abdij |
Regular clergy (reguliere geestelijkheid) | Personen die geloften hebben afgelegd op een van de kerkelijk erkende kloosterregels |
Religious order: contemplative order (kloosterorde: beschouwende orde) | Orde van kloosterlingen die het gebed ten behoeve van kerk, wereld en begunstigers als hun belangrijkste taak beschouwen |
Religious order: medicant order (kloosterorde: Bedelorde) | Orde van kloosterlingen die de gelofte van armoede niet alleen individueel, maar ook collectief onderhouden, door bedelen in hun onderhoud voorzien en zich wijden aan de zielzorg |
Secular chapter of canonesses (damesstift) | Seculier kapittel bewoond door adellijke kanunnikessen |
Secular clergy (seculiere geestelijkheid) | Personen van het mannelijke geslacht die (lagere en/of hogere) wijdingen hebben ondergaan |
Semi-religious men and women | Gangbare, maar kerkrechtelijk niet correcte term voor mannen of vrouwen die een religieus leven leiden zonder de drie geloften te hebben afgelegd |
Tertians/tertiaries (tertianen/tertiarissen) | Mannen/vrouwen die, al dan niet collectief, een religieus leven leiden en zich daarbij houden aan de voor leken bedoelde derde regel van Franciscus |